Veel autobedrijven hebben absoluut niet te klagen over het werkaanbod. Of er ook genoeg handen beschikbaar zijn om dat werk gedaan te krijgen, is vers twee. Tegelijkertijd komen er de nodige belangrijke ontwikkelingen op de ondernemers af. Werkplaatsconcepten pakken de handschoen op en ondersteunen zo veel mogelijk.
Als Aftersales Magazine schrijven we voortdurend over wat ondernemers in de autowereld bezighoudt. In willekeurige volgorde en zeker niet volledig heb je het dan onder meer over personeelsgebrek, opvolgingsissues, de kennis rond elektrische auto’s en de beschikbaarheid van een SERMI-certificaat. Om te achterhalen hoe de verschillende werkplaatsformules en de deelnemende autobedrijven in de wedstrijd staan doen we een rondje langs de verschillende hoofdkwartieren. Bij veel vragen gaat het in basis om bedrijfsgevoelige informatie dus de individuele antwoorden publiceren we niet met naam en toenaam.
Om te beginnen een algemene vraag naar de animo onder autobedrijven om in te stappen in het concept. Hoewel niet alle formules actief landelijke dekking nastreven, is er wel degelijk een rode draad te destilleren. Traditioneel zijn Zeeland en de provincies in Noord-Nederland bij veel formules lastig(er) in te vullen en dat horen we ook nu terug. Voor een deel ook logisch: dunnerbevolkt en dus minder autobedrijven om uit te kiezen. Omdat veel concepten gekoppeld zijn aan specifieke grossiersnetwerken speelt de beschikbaarheid van een grossier in een regio ook een rol.
‘Juist met een volle planning biedt het voordelen om een concept te omarmen die je ontzorgt’
Opvallend is dat de drukte die nog niet gebonden werkplaatsen meemaken nog wel eens wordt opgevoerd als argument om geen werkplaatsconcept te overwegen. De planning zit zo al vol, dus waarom zou ik? Of de tijd ontbreekt simpelweg om een goede overweging te maken. Begrijpelijk natuurlijk, maar tegelijkertijd ook een voorbeeld van de aloude stelregel om vooral niet harder maar juist slimmer te gaan werken. Dat is ook het argument wat veel conceptaanbieders hanteren: kom bij ons en profiteer van schaalgroottevoordelen, wij ontzorgen je en nemen werk uit handen.
Sociale media
De eerste gedachte gaat dan al snel naar marketing, online vindbaarheid en sociale media. Bijna tachtig procent van de respondenten geeft echter te kennen dat de sociale media leunt op de inzet van beide kanten. Vijftien procent neemt de regie als conceptgever over en de rest laat die juist bij de deelnemer, maar dat is echt een uitzondering. Het is overigens niet zo dat het vooral de fullservice of hardfranchise concepten zijn die de regie pakken, dat is te zwart-wit gedacht. Er zijn hardfranchise concepten die kiezen voor de combi terwijl laagdrempeliger formules op dit vlak juist wel kiezen voor volledige ontzorging.
De drukte zoals de werkplaatsen die voelen blijkt ook uit de enquête. Overal wordt het personeelstekort actief gevoeld en verschillende formulegevers zien hier een rol voor zichzelf weggelegd. Bijvoorbeeld door samenwerkingsverbanden te sluiten rond werving en selectie of door centrale banensites te faciliteren. Het benadrukt de schaarste en personeel weglokken bij concurrenten vergroot de vijver niet maar krikt doorgaans wel de salarissen op. Een duurzame oplossing is het daarmee niet. Ook de concepten en formules kunnen de verse instroom zelf maar moeilijk beïnvloeden omdat het deels een demografisch verhaal is: bepaalde generaties zijn nu eenmaal talrijker dan andere…
Het aantal aangesloten bedrijven met meer dan één vestiging zal komend jaar toenemen
Van verschillende kanten krijgt de redactie echter signalen dat autobedrijven de deuren definitief sluiten. Oftewel: geen overnemende kandidaten en de monteurs gaan naar collega’s of – erger vanuit brancheperspectief – de sector uit. Ook bij de concepten is het fenomeen van de sluitende vestigingen niet onbekend, al gaat het niet om grote aantallen. De antwoorden zweven vrij constant rond de drie procent.
Twee formules noteren forse uitschieters maar met goede redenen omkleed. Zowel Autoservice Totaal als AutoProfijt hebben de formule namelijk grondig op de schop genomen en dat heeft uiteraard gevolgen voor het bestaande netwerk.
Overnamepotentieel
Niet iedere ondernemer die wil stoppen sluit de deuren van zijn of haar onderneming. Soms is opvolging in de eigen kring te regelen, zoals door kinderen of personeelsleden. Voor autobedrijven liggen er ook kansen door via een overname het personeelsbestand uit te breiden. Bijna dertig procent van de respondenten geeft aan dit als formulegever actief te stimuleren.
Voor volgend jaar verwacht 44 procent dat het aandeel binnen de formule van de autobedrijven met meer dan één eigen vestiging zal toenemen. Hoe groot het percentage dan nu is? Als we de uitschieters wegstrepen dan zien we vooral antwoorden binnen de bandbreedte van twee tot acht procent.
Als vervolg hebben we ook de vraag gesteld of de aangesloten autobedrijven in de markt zijn voor een overname of om overgenomen te worden. Die vraag blijkt niet aan dovemans oren gericht. Hoewel sommige conceptaanbieders het antwoord zelf niet scherp hebben, geldt voor de meerderheid dat er deelnemers zijn die zelf willen overnemen of overgenomen willen worden. Ook de combinatie van beide is bij sommige concepten aan de orde, maar het zwaartepunt ligt toch bij deelnemers die in de markt zijn voor een overname door een andere ondernemer/onderneming.
Klaar voor EV
De opmars van de elektrische voertuigen mag dan volgens sommigen niet hard genoeg gaan, feit blijft dat de richting van de trend onveranderd blijft: er zullen alleen maar meer ev’s in de werkplaatsen komen. Zijn de conceptdeelnemers er klaar voor? Het antwoord verschilt per formule maar de conceptgevers zien het aandeel gemiddeld wel toenemen. Volgend jaar zullen meer netwerken bij (vrijwel) alle vestigingen de ev-capaciteiten kunnen aantonen met de nodige certificaten.
SERMI
Over certificering gesproken. Een ander onderwerp dat de afgelopen tijd de kolommen wist te beheersen heet SERMI. Voor wie het begrip niets zegt eerst nog even een korte uitleg. Met SERMI verzekert het autobedrijf en diens monteur zich van toegang tot veiligheidskritische systemen van autofabrikanten. Veiligheidskritisch slaat in dit geval met name op diefstalbeveiliging, maar ook op systemen die daarmee verbonden kunnen zijn. De fabrikant weet op deze manier wie er toegang krijgt want een certificaat is niet weggelegd voor bedrijven/monteurs die chiptuning aanbieden of een strafblad hebben. Een SERMI-certificaat is bovendien altijd persoonlijk.
De bevraagde conceptgevers reageren divers. Waar sommigen weten dat ze het met hun aangesloten netwerk vrijwel volledig geregeld hebben zijn er ook voor wie er juist een klein aandeel de beschikking heeft over die papieren. Voor komend jaar is de verwachting wel dat het stijgt maar het tempo verschilt per formule. Sommige kiezen een wat meer afwachtende houding.
Als belangrijkste witte vlekken worden steevast Zeeland en Noord-Nederland benoemd.
Ten slotte hebben we de conceptgevers gevraagd naar de positie van WESP binnen de formule. Is het een onderdeel van het concept of alleen als optie beschikbaar? Of neemt de formule geen positie in en moet het autobedrijf zelfstandig deze dienst afnemen? Bij die laatste categorie geldt dat voor één op drie van de respondenten. De helft biedt het als optie, bij een op zes is het standaard opgenomen.
Goedemiddag,
Laat eens zien wat de kosten van de concepten zijn, uiteindelijk moet je toch zelf je klanten binnenhalen of je krijgt leaseklanten erbij waar wel geld bij moet.
Afweging voor een concept is de financiele en niemand durft hier over te schrijven dat is wel een gemiste kans, uiteindelijk is de doelstelling van een bedrijf winst maken,.
Beantwoorden
Dank, Kees, voor deze waardevolle reactie.
We beseffen terdege dat de vaste kosten een selectiecriterium zijn. Toch hebben we die bewust buiten beeld gelaten. Het zou de focus te veel daarop leggen zonder mee te wegen wat er voor terug komt.
Voor de ondernemer telt ROI: return on investment. Een ‘duur’ concept zou weleens in de praktijk meer geld kunnen opleveren. Winst is het verschil tussen kosten en opbrengst. Vraag dus niet wat iets kost, maar wat iets oplevert. Dat laatste is voor ons nauwelijks concreet uiteen te zetten met rekenvoorbeelden. Iedere situatie is anders.
Bovendien speelt persoonlijke voorkeur mee. Vergelijk het met de supermarktwereld waar partijen zoals AH, Jumbo, Lidl en Aldi hun eigen klantenkring weten te bedienen. Er is veel meer dan alleen de factor prijs, zoals de relatie met de grossier of de beschikbaarheid van een rayon binnen een bepaalde formule.
Met vriendelijke groet,
Barend Luiting (auteur)Beantwoorden